In de tuinen van Asse: van laatmiddeleeuwse sporen tot begraafplaats van de Zwartzusters

Maarten Praet

Bij de geplande bouw van de nieuwe kunstencampus in het centrum van Asse werd in augustus 2023 een archeologische opgraving uitgevoerd door INDAR bv. De opgraving leverde een mooie samenwerking op tussen de archeologen van INDAR, de lokale historische kennis van AGILAS en Ascania, fysisch antropologe April Pijpelink en de inzet van textielexperten van het KIK.  

Middeleeuwse sporen in de kern van Asse

Tijdens de opgraving kwamen talrijke sporen aan het licht vanaf de late middeleeuwen tot en met de 19de eeuw. De oudste sporen zijn kuilen en greppels met een kleine hoeveelheid aan laatmiddeleeuws materiaal die gedateerd werden in de 12de-13de eeuw. Het gaat hierbij om typisch huishoudelijk afval zoals kookpotten, kannen, kruiken, kommen en borden die een inkijk geven in de dagdagelijkse gebruiksobjecten in het Middeleeuwse Asse. In het vondstmateriaal werd een continuïteit van de site vastgesteld waarbij dezelfde sporen ook in de daaropvolgende eeuwen werden hergebruikt, wellicht als afvalkuilen.

De meeste vondsten zijn te dateren in de Vroegmoderne periode (15de-16de eeuw). Het gaat hoofdzakelijk nog steeds om drink- en eetgerei, maar vervaardigd met nieuwere technieken zoals het aanbrengen van glazuur of het zeer hard gebakken steengoed. Deze laatste categorie werd veelvuldig op de site aangetroffen en kan gelinkt worden aan importen uit het Rijnland (Raeren, Aken en Westerwald).

Het kloosterkerkhof van de Zwartzusters

De meest tot de verbeelding sprekende vondsten werden teruggevonden in het noordwesten van de opgraving. Het gaat om acht goed bewaarde inhumatiegraven die allemaal binnen het kloosterdomein van de Zwartzusters werden begraven. De overledenen waren in houten kisten begraven, waarvan de contouren nog zichtbaar waren als grondsporen. In enkele graven werd ook textiel aangetroffen, wat de link met onze geschiedenis toch net iets tastbaarder maakt. In één van de graven werd een klein geldbuideltje gevonden met enkele muntjes en een kruisvormig hangertje met het jaartal 1868. Dat detail bevestigt de datering van de begraafplaats in de laatste gebruiksfase van het kloosterkerkhof (1852–1888).

Dankzij het historisch onderzoek van de lokale verenigingen Agilas en Ascania werd achterhaald dat het kerkhof van de Zwartzusters nog in gebruik bleef tot 1888. Tot 1876 behoorden kerkhoven toe aan een parochie, maar de rechtbank van Gent besliste in 1876 dat kerkhoven vanaf dan eigendom werden van de gemeente. Iedere godsdienst mocht een kerkhof hebben voor de eigen leden, met een indeling in de gelovigen en ongelovigen. Vanaf 1880 werd het echter verboden om deze indeling te hanteren. Pas In 1888 werd er aan de Zwartzusters meegedeeld dat het verboden was om op eigen kerkhof te begraven. Historisch gezien weten we dat één zuster er toch nog illegaal begraven werd in 1888, voor een andere zuster is er nog onzekerheid. De pastoor werd in 1888 wel al begraven op het kerkhof rond de kerk.

 

Om de inhumatiegraven in detail te bestuderen werden experten ingeschakeld. Zo kon het fysisch antropologisch onderzoek bevestigen dat de aangetroffen skeletten allemaal volwassen vrouwen waren met een gemiddelde sterfteleeftijd van 40 jaar. Daarenboven kon achterhaald worden dat enkele van de vrouwen deficiëntieziekten en infecties hadden, wellicht duidend op een lagere sociale klasse. De helft van de aangetroffen vrouwen zou overleden zijn aan hersenvliesontsteking, in één geval lag een longontsteking aan de basis van het overlijden.

In de graven werden naast het botmateriaal ook textiel en metaalresten teruggevonden. Het gaat om kledijfragmenten en een geldbuidel. Specialisten stelden vast dat  de gebruikte weeftechnieken en kleurstoffen overeenstemmen met de typerende kledij van de 19de-eeuwse Zwartzusters.

Samenwerking tussen verschillende disciplines

Het onderzoek in Asse toont hoe interdisciplinaire samenwerking tot een breder inzicht kan leiden. De archeologische opgraving door INDAR werd ondersteund door AGILAS vzw en de lokale heemkundige kring Ascania, die waardevolle historische context en archiefinformatie aanreikten. Het textielonderzoek van het KIK kon de weeftechnieken en de kleurstoffen linken aan de typerende kledij van de Zwartzusters op het einde van de 19deeeuw, terwijl het fysisch antropologisch onderzoek meer inzicht verschafte in de overledenen zelf zoals de leeftijden, doodsoorzaken en sociale klasse.

Volgende
Volgende

Middeleeuwse bewoningssporen aan de Langestraat te Zandhoven