Middeleeuwse bewoningssporen aan de Langestraat te Zandhoven
Niels Jennes
Naar aanleiding van een nieuwbouwproject werd ter hoogte van de Langestraat 27 een archeologische opgraving uitgevoerd.
Overzicht sporen
Landschappelijke bevindt de onderzoekszone zich op een dekzandrug tussen de Kleine Wilboerebeek en de Tappelbeek. Tussen 5,3 en 2,58 miljoen jaar geleden was het gebied bedekt door een ondiepe zee. Hierop zijn vervolgens zanden uit laat-pleistocene verwilderde rivierystemen afgezet. Hierop zijn mogelijk tijdens de laatste ijstijden zanden afgezet die zijn overgewaaid vanuit het droge Noordzeebekken.
Als gevolg van klimaatopwarming vanaf het holoceen werd plantengroei gestimuleerd en begon de bodem zich in deze ijstijdzanden te ontwikkelen. Hierin is een matig droge zandbodem ontwikkeld waar vanaf de late middeleeuwen door bemesting een dik plaggendek is ontstaan.
Het dorp Zandhoven groeide vermoedelijk rondom een hoofdrechtbank die reeds bestond in de 12e eeuw. Vermoedelijk volgde ze een oudere, Karolingische gouwbank op. Etymologisch verwijst ‘-hoven’ naar het Germaanse hofum waardoor een vroegmiddeleeuwse oorsprong kan vermoed worden.
Op de Ferrariskaart ligt Zandhoven temidden van oud akkerland begrensd door de Kleine Wilboerebeek in het oosten, de Tappelbeek in het westen en een heidegebied in het zuiden. Het huidige dorpscentrum van Zandhoven lijkt te zijn ontwikkeld in de 13e eeuw. Voordien kan verspreide bebouwing in de vorm van geïsoleerde hoeves en/of gehuchten worden verwacht.
De opgraving leverde drie gebouwplattegronden en een waterput op. De jongste structuur betreft een zogenaamde bootvormige structuur met typerend gebogen wanden. Ze was noordoost-zuidwest georiënteerd en meet ca. 15,6 bij 6,6 m. Enkel de dakdragende paalsporen, of de kernstructuur, zijn bewaard gebleven. Slechts één paalspoor leverde twee kleine scherven handgevormd aardewerk met kwartsinclusies op. Algemeen dateert dit aardewerk in de latere Karolingische periode tot en met de volle middeleeuwen. De plattegrond wordt gedateerd in de 9e of vroege 10e eeuw op basis van het vondstmateriaal en de typologie van de huisplattegrond.
bootvormige structuur
Net ten noorden van de hierboven beschreven structuur werd een tweede gebouwplattegrond aangetroffen. Deze was gelijkaardig georiënteerd en mat 14,6 bij 10 m. De structuur is driebeukig en rechthoekig in grondplan, typerend voor de 9e eeuw. In totaal werden negen scherven aangetroffen waaronder wat lokaal handgevormd aardewerk met kwarts én ijzerinclusies. Eén wandfragment was afkomstig van een zogenaamde reliëfbandamfoor, grote eivormige potten gedecoreerd met geradstempelde en opgelegde kleibanden. Ze werden vanuit het Rijnland verspreid in de periode 830-880 n. Chr.
structuur 9de eeuw
Net ten zuiden van de eerste gebouwplattegrond werd nog een derde plattegrond aangetroffen. Deze was haaks op de twee andere gebouwplattegronden georiënteerd en mat 10/11 bij 5,4 m. Op basis van radiokoolstof uit één van de paalsporen is ze vermoedelijk te dateren 8e eeuw, dus late Merovingische of Karolingische periode. Een gelijkaardige plattegrond werd aangetroffen in Kasterlee.
structuur 8ste eeuw
Tot slot werd ook één waterput aangetroffen. Deze waterput was ingegraven en bestond uit twee tegen elkaar geplaatste, uitgeholde boomstammen.
Als vondstmateriaal werd o.a. aardewerk uit het Rijnland in zogenaamde Badorfstijl en handgevormd aardewerk met kwartsinclusies aangetroffen. Ze is vermoedelijk opgegeven in de 9e eeuw, warna de bootvorm er is over gebouwd.
Kortom heeft de opgraving weer een mooie locatie van vroeg- en volmiddeleeuwse bewoning aangetoond.