Eindrapport opgraving Kontich Groeningenlei
Niels Jennes
In 2022 werd door Indar bv een archeologische opgraving uitgevoerd naast de sporthallen aan de Groeningenlei te Kontich. Het plangebied is landschappelijke gelegen op de noordelijke uitloper van de Boomse cuesta op een hoogte van ca. 13,5 à 16 m +TAW. Het plangebied helt af in noordelijke richting richting de Edegemse beek. Tijdens de laatste ijstijd werd hier vanuit de drooggevallen Noordzee zand en leem heen gewaaid waarin zich vanaf ca. 10.000 v. Chr. een matig natte, lichte zandleem bodem in is beginnen te ontwikkelen.
allesporenkaart en reconstructie
De oudst gekende bronnen over Kontich vermelden dat de heilige Renildis het graafschap Kontich in de 7eeeuw aan de benedictijnenabdij van Lobbes zou hebben geschonken. Dit bezit zou verloren zijn gegaan als gevolg van vikinginvallen, maar vanaf de 11e eeuw zou de abdij terug een deel van het graafschap in bezit hebben. Vanaf 1238 tot in de 17e of 18e eeuw was Kontich op administratief en juridisch vlak verdeeld over respectievelijk het land van Rijen en het land van Mechelen.
Op historisch kaartenmateriaal vanaf de late 18e eeuw was het plangebied steeds onbebouwd en lag het op een flank ten noordwesten van het dorpscentrum van Kontich. Pas in recentere periodes is het plangebied verder ontwikkeld met serres.
Ferraris late 18e eeuw
Dat er binnen het plangebied ‘nooit’ iets gestaan heeft (lees: al zeker tot in de late 18e eeuw) wil niet zeggen dat er geen archeologie zou kunnen zijn. De archeologische opgraving leverde een aantal sporen op die kunnen gedateerd worden in de ijzertijd. Tussen die sporen werden een huisplattegrond, vijf spiekers en enkele kuilen waaronder een waterkuil herkend.
De huisplattegrond meet minstens 13 bij 8 m en is noordoost-zuidwest georiënteerd. In vlakplan is hij tweebeukig, mogelijks in realiteit vierbeukig. Drie stalen uit de vullingen van paalsporen leverden drie verschillende dateringen op tussen globaal genomen 490 v. chr. en 30 n. Chr.
Rondom de huisplattegrond werden vijf spiekers aangetroffen. Het betreffen kleine graanschuurtjes gebouwd op vier palen. Ze werden gebouwd om het graan hoog en droog te bewaren. Ze zijn vergelijkbaar met de Noord-Spaanse Hórreo.
spieker Spaanse horreo
Tot slot werden nog verschillende kuilen aangetroffen. Een in vlak grote en ronde kuil ten zuidwesten van de huisplattegrond werd als een zogenaamde waterkuil geïnterpreteerd, zeg maar een waterput zonder bekisting.
waterkuil
Als laatste werd nog een depositie aangetroffen waarbij een kuil werd gegraven. Hierin werd aardewerk mogelijks met inhoud gedeponeerd. Alleen het aardewerk is bewaard gebleven. Er werden een geknikte schaal en twee geknikte potten aangetroffen. Deze zijn op basis van hun vorm te dateren in de eerste helft van de midden ijzertijd. Of deze gelijktijdig zijn met de huisplattegrond en dus bij het ijzertijderf hoorden is niet zeker, wél mogelijk.
depositie
De opgraving heeft samengevat een erf uit de ijzertijd blootgelegd. Ze leert ons hoe de mensen in de ijzertijd hun erf inrichten, hun huizen bouwden, welke materiaal ze gebruikten, welke activiteiten ze deden, enzoverder. Daarom is het belangrijk dat we archeologie blijven doen. Zo komen we elke dag net iets meer te weten over het dagdagelijks handelen van onze voorouders.